Peuter is in de ontwikkelingspsychologie 1 v.d. verschillende ontwikkelingsfasen v.d. mens. Hoogbegaafden (h)erkennen is vaak het probleem. Ze krijgen in die periode vaak de meest walgelijke misdiagnoses, zoals Autisme, ODD of ADHD.
Beter begrip van de periodes in het leven van de mens is van essentieel belang voor hoogbegaafden. Elke periode heeft zijn kenmerkende gedragingen.
De fasen worden omschreven aan de hand van
het boek ontwikkeling en opvoeding van A. Verhoef (1997) en zullen aangevuld worden met andere literatuur (per citaat benoemd).
- Ongeboren kind (prenatale fase: 40 weken)
- Zuigeling (0 – 18 maanden)
- Peuter (18 maanden – 4 jaar)
- Kleuter (4 – 6 jaar)
- Schoolkind (6 – 12 jaar)
- Puberteit (12 – 16 jaar)
- Adolescentie (16 – 21 jaar)
Peuter gedrag
Peuter gedrag hoort in de leeftijd van 18 maanden – 4 jaar het uitgangspunt te zijn. Psychologiseren van peuters is een walgelijke trend.
Bij een peuter zijn nooit geestesstoornissen te diagnosticeren. Pscyhologen die dat wel doen, zijn een bedreiging voor kinderen. Bescherm uw kind tegen dat soort mensen die kinderen vooral in hokjes willen stoppen.
We kunnen hooguit spreken in termen van “normaal” en “niet normaal” gedrag. ‘Normaal” gedrag is een beladen term, maar is over het algemeen te typeren. Hieronder volgt een lijst van criteria voor dat gedrag:
- gelijk is aan het gemiddelde kind op een bepaald ontwikkelingsmoment,
- verheven is tot ideaal streefniveau,
- in overeenstemming is met sociaal en cultureel bepaalde normen in die levensfase en bij die taken,
- niet als lastig, pijnlijk of onverdraaglijk wordt ervaren en daarom wordt nagelaten of (nog) niet vertoond,
- in overeenstemming is met het ontwikkelingsniveau en de ontwikkelingstaken.
Peuter is het jonge kind
Peuter duiden we als het Jonge Kind. De factoren die van invloed zijn op de ontwikkeling van een kind:
- betreffen het ontwikkelingsniveau van een kind.
- hebben betrekking op de omgeving van het kind.
Behoeften van het Jonge Kind
De behoeften van het jonge kind omvatten vier routines:
- Veiligheid: Het niet voldoende bieden van veiligheid kan leiden tot ongelukken en kindermisbruik.
- Verzorging: Het onvoldoende bieden van voeding, onderdak, hechting, begrip en emotionele steun kan leiden tot emotionele problemen.
- Normen en waarden: Het niet duidelijk stellen van grenzen en regels, kan leiden tot gedragsproblemen.
- Cognitieve stimulans: Het niet geven van leeftijd gerelateerde intellectuele stimulans kan leiden tot een achterstand op emotioneel, taalvaardig en intellectueel gebied.
Peuter is heftig in ontwikkeling
Het kind, de peuter, is in staat om los te lopen, waarmee een geheel nieuwe en snelle manier bestaat om de wereld te ontdekken.
Tegelijkertijd wordt de woordenschat enorm
uitgebreid. Immers, alle dingen die het kind
tegenkomt in de wereld hebben een naam!
Er is dus vooral een enorme cognitieve vooruitgang bij de peuter. Ook de persoonlijkheidsontwikkeling staat niet stil.
Koppigheidsfase
De peuter ontdekt dat het zelf iemand is. Hij/zij ontdekt de eigen ik en is hier een tijdlang erg vol van.
Dit leidt tot het egocentrisme en tot de zogeheten koppigheidsfase.
De peuter wil de wereld leren kennen. Dit ontdekken van de wereld is een noodzaak om uit te kunnen groeien tot een zelfstandig individu.
Denken sluit nauw aan bij dit ‘exploreren van de wereld’ en wordt voornamelijk bepaald door datgene wat de peuter meemaakt.
Het denken van de peuter heeft de
volgende kenmerken:
- Concreet: Richt zich alleen op datgene wat tastbaar is, wat gezien wordt en waar iets meegedaan kan worden.
- Magisch (magie = toverkunst): Een peuter kan geen onderscheidt maken tussen werkelijkheid en fantasie, daardoor gaat zichzelf verklaringen bedenken voor datgene wat hij/zij niet begrijpt. In het denken van de peuter is alles mogelijk.
- Animistisch: Een peuter geeft aan levenloze dingen menselijke eigenschappen.
Sociale ontwikkeling en de persoonlijkheid
De peuter gaat langzaam meer sociale contacten leggen. Is echter nog niet in staat zich in te leven in de ander! Sociaal gedrag kan dan ook niet van een peuter verwacht worden.
Een peuter bekijkt de wereld alleen vanuit zijn eigen gezichtspunt. Het egocentrisch standpunt. Ontdekken van de eigen persoonlijkheid met een eigen wil. Willen oefenen van deze gewaarwordingen en deze in allerlei situaties testen.
Peuters worden geconfronteerd met autonomie
en afhankelijkheid.
Egocentrisme
Het egocentrisme van de peuter is het gevolg
van de ontdekking van het ik. Kinderen ontdekken dat ze een eigen persoonlijkheid hebben met een eigen wil.
Bij alles wat de peuter doet, wordt het hem duidelijk dat hij het is die iets doet. Ze willen onafhankelijk van hun ouders worden. In het denken en voelen is geen ruimte voor anderen.
Hij kan op verstandelijk niveau nog niet bevatten dat er anderen zijn die eigen gevoelens, eigen gedachten en eigen behoeften hebben. Het is belangrijk dat
ouders grenzen stellen en tegelijk ruimte voor zelfstandigheid aan peuters bieden.
Koppigheid
Het feit dat de peuter steeds meer zijn eigen macht ontdekt, brengt ook de ontdekking van de eigen wil met zich mee. De peuter ontdekt dat hij anders kan willen handelen dan anderen. De peuter verzet zich tegen datgene wat de opvoeder wil. Als ze hun zin niet krijgen, kunnen ze heftig reageren door huilen, schreeuwen en agressief gedrag.
Deze periode bevindt zich aan het einde
van de peutertijd.
De koppigheid komt overigens niet alleen tot de uiting in het verzet van de peuter, maar ook in het feit dat hij alles zélf wil doen.
De koppigheidsfase is voor de wilsontwikkeling van het kind van groot belang. Immers, een peuter experimenteert en oefent met de eigen wil.
Zelfkennis
Zelfkennis hangt samen met veilige hechting. Kinderen die over zelfherkenning beschikken zijn eerder in staat andere kinderen te helpen.
De peuter is in veel situaties een kind dat
sterk emotioneel reageert. Meestal is de oorzaak dat de peuter nog niet goed onder woorden kan brengen wat hij voelt of wilt.
Bij peuters komt het daarnaast ook wel voor dat ze goede bedoelingen hebben met hun gedrag, maar dat ze wat onstuimig te werk gaan.
Op deze leeftijd zijn peuters ook geneigd
emoties na te doen van anderen.
PEUTERS WETEN DAT ZIJ EMOTIES KUNNEN VERANDEREN, DOOR DE SITUATIE TE VERANDEREN.
De peuterfase doet zijn intrede op het moment dat de peuter zijn eerste stapjes zet. Het leren lopen brengt een enorme bewegingsvrijheid met zich mee, waar het kind dan ook al snel gebruik van maakt. Dit wordt getypeerd als exploratiedrang, drang om de wereld te gaan verkennen.
Kinderen in deze leeftijd hebben een grotere
lichamelijke zelfstandigheid.
De drang tot onderzoeken en uitproberen wordt steeds groter. Ze spelen als het ware met hun eigen kunnen; evenwicht bewaren, tree voor tree de trap op, ergens opklimmen en iets pakken, deuren openen, sturen en snel bijsturen van het lichaam (Van Keulen et al., 1995; Carr, 1999).
We zien bij de peuter vooral een ontwikkeling
van de grove motoriek. Ze kunnen nu tegelijkertijd dingen doen, bijvoorbeeld bukken en een speeltje pakken (Van Keulen et al., 1995).
Een ander belangrijk aspect dat te maken heeft met de lichamelijke ontwikkeling van de peuter is het zindelijk worden. Het kind moet het zindelijk worden kunnen, het moet het begrijpen en het moet het willen, voordat er begonnen kan worden met zindelijkheidstraining.
Referenties
Carr, A. (1999). The handbook of child and
adolescent clinical psychology: a contextual
approach. 3-33.
Kohnstamm, R. (1987). Kleine ontwikkelingspsychologie. Amsterdam: Van Loghum Slaterus. Deel 1, p. 85-101.
Kohnstamm, R. (1987). Kleine ontwikkelingspsychologie. Amsterdam: Van Loghum Slaterus. Deel 2, p. 159-173
Tychon, K. (2004). Overzicht van de diverse
ontwikkelingsfasen. Interne publicatie Riagg Midden Limburg.
Verhoef, A. C. (1997). Opvoeding en ontwikkeling.
Uitgeverij Nijgh Versluys, Baarn.
Verhulst, F.C. (2003). De ontwikkeling van het kind.
Assen: Van Gorcum.
Link naar de video:
Driftbuien bij een Peuter of Kleuter is geen reden om een Geestesstoornis als Autisme of ADHD op te plakken. Dat veroorzaakt onomkeerbare schade bij het kind, hoogbegaafden gaan zich naar de stoornis gedragen.